In september 1939 begon het leger met de bouw van de KW-linie. De bestaande verdedigingslinie in het oosten werd door de Belgische krijgsmacht als onvoldoende beschouwd. Tussen de versterkte stellingen van Antwerpen en Namen moest, dwars door België, een bijkomende stelling komen. De KW-linie maakte hiervan deel uit: vanaf het fort van Koningshooikt tot Waver bouwde men meer dan 400 betonnen bunkers en kilometerslange antitankhindernissen. Van september 1939 totdat de oorlog uitbrak in België werd met man en macht aan de linie gebouwd. Onder leiding van talrijke aannemersbedrijven waren meer dan duizend arbeiders doorlopend aan het werk. Het leger legde ondertussen loopgraven en prikkeldraadversperringen aan. Op 10 mei 1940, de dag van de inval, was de linie zo goed als klaar.
Een beetje historiek
De loopgraven die je tijdens deze wandeling ontdekt maken een onlosmakelijk deel uit van de hoofdweerstandsstelling. Deze stelling bestaat onder meer uit meer dan 400 bunkers, sluizencomplexen, antitankgrachten en een ijzerenmuur van zogenaamde cointet-elementen. Van de meer dan 400 bunkers situeerden er zich 214 in de provincie Vlaams-Brabant. Belangrijke plaatsen, zoals dorpen en grote kruispunten (Haacht, Wespelaar en Tildonk), werden met bijkomende gevechtsbunkers beschermd, de zogenaamde antitankcentra. Een antitankcentrum is een lus van gevechtsbunkers rondom een strategische plek die verdedigd moest worden.
De antitankhindernissen en de gevechtsbunkers liggen een paar honderd meter van mekaar. Het opzet was om de vijand aan de hindernis op te houden en vervolgens onder vuur te nemen vanaf de bunkerlijn.
Achter de bunkerlijn bouwde men een telefoonnetwerk uit dat de communicatie aan het front moest verzekeren. Deze lijn bestond uit twee parallel ingegraven telefoonkabels die op ongeveer drie kilometer afstand van elkaar liepen en die regelmatig door dwarskabels verbonden waren. Op deze knooppunten werden verbindingsbunkers gebouwd die als commandopost gebruikt konden worden, terwijl tussen deze verbindingsbunkers zowel op de hoofd- als dwarskabels nog kleinere connectiekamers stonden.
Loopgraaf in 1940 op een onbekende locatie © Wim Tuyteleers.
Archeologie via hoogtelijnen
Archeologische resten ontdekken via zwart-wit en grijswaarden? Het kan! Archeologen maken gebruik van het zogenaamde Digitale Hoogtemodel om ondergrondse resten zichtbaar te maken. Dit model is gemaakt met lasertechnologie: vanuit de lucht wordt een laser op het aardoppervlak gericht en zo krijg je een gedetailleerde reliëfkaart. Deze kaart is zo perfect dat je hoogteverschillen tot enkele centimeters kan waarnemen. Dankzij het feit dat bossen niet intensief worden bewerkt, is de kans groot dat je her en der in een bos nog oude uitgegraven structuren terugvindt. Zo vinden archeologen niet enkel loopgraven, maar ook grafheuvels, oude wegen en houtskoolmeilers.
Dankzij deze techniek werden in het Haachts Broek ettelijke honderden meters loopgraaf aangetroffen. Controle op het terrein leert dat de loopgraven soms met het blote oog zichtbaar zijn, andere tussen de begroeiing verscholen zijn en nog andere omwille van het kleine hoogteverschil nauwelijks te zien zijn. Om de wandelaar te wijzen op deze ondergrondse resten tonen we ter hoogte van enkele nog bestaande loopgraven wat meer info met kaartmateriaal.
Loopgraaf tijdens archeologisch onderzoek © VEC.
Loopgraaf ter hoogte van bunker IB9 van de KW-linie © Wim Tuyteleers.
Onderdeel van de KW-linie
De loopgraven in het Haachts Broek werden aangelegd in 1939-1940, net voor het uitbreken van WOII. Ze maken integraal deel uit van de KW-linie. Dat is de verdedigingslinie aangelegd tussen Koningshooikt en Waver. De antitankgracht en de bunkers zijn daar het meest zichtbare onderdeel van. Samen met de zogenaamde antitankcentra rond de verschillende gemeenten moesten ze de aanval van de vijand stuiten. Of de loopgraven echt in gebruik zijn geweest, weten we eigenlijk niet. De kans is echter klein. De opmars van de Duitsers in mei 1940 was zo snel en de aanval was zo massief dat de stellingen heel snel werden verlaten.
Loopgraven op de luchtfoto en het Digitaal Hoogtemodel.
Loopgraaf ter hoogte van bunker IB9 van het meer noordelijk gelegen deel van de KW-linie © Wim Tuyteleers.
Bunkers en loopgraven
Ter hoogte van de bunker zie je de meest duidelijk waarneembare loopgraven in het Haachts Broek. Ze zijn ter hoogte van de vlonder ongeveer 115 meter lang en vertonen vijf uitstulpingen, mogelijk zijn dit vooruitgeschoven mitrailleurposten. De loopgraven vertonen een zigzagpatroon richting deze bunker.
Loopgraven op de luchtfoto en op het Digitaal Hoogtemodel.
Dergelijke bunkers zijn onderdeel van een linie waartoe gevechtsbunkers, commandobunkers en connectiebunkers of -kamers behoren. Elke gevechtsbunker heeft een nagenoeg uniek bouwplan, strategisch aangepast aan zijn ligging. Daardoor vind je op de hele KW-linie geen twee volledig identieke gevechtsbunkers. Op enkele punten zijn de bunkers wel gelijk: er waren één tot drie schietgaten voor mitrailleurs voorzien, evenals kijkgaten, granaatwerpopeningen en verluchtingspijpen. Petroleumlampen moesten de bunker verlichten. De ingang bestond uit een sas met een zware buiten- en binnendeur en er was ook een nooduitgang voorzien. Het aantal soldaten dat een bunker bemant, hangt af van het aantal schietgaten. Langs het kanaal Leuven-Dijle werden speciale kleine bunkers voor één schutter gebouwd.
De commandobunkers van het telefoonnetwerk lijken aan de buitenkant erg op de gevechtsbunkers, maar aangezien ze geen gevechtsfunctie hadden, hebben ze geen schietgaten. De connectiebunkers zijn veel kleiner. Er kon slechts één soldaat in plaatsnemen om lokale bovengrondse kabels aan te sluiten op de doorgaande ondergrondse kabels.
Gecamoufleerde bunker, mogelijk L23 © Wim Tuyteleers.
Om de oprukkende vijand te kunnen verrassen, was het erg belangrijk dat de bunkers zo min mogelijk opvielen in het landschap. Een goede camouflage was onontbeerlijk en daartoe werden verschillende technieken gebruikt.
De bewapening: machinegeweersteunpunten in en rond de loopgraven en de antitankcentrums
De antitankcentra hadden een T13 tankjager ter ondersteuning; in Haacht waren er zo twee. Het lichtere machinegeweer FM .30 werd vooral op de steunpunten in de vooruitgeschoven posten van de loopgraven gebruikt.
Een derde veelgebruikt wapen was het C47 kanon. Zo'n kanon werd vooral bij het antitankcentrum gebruikt om de zwakke punten mee te helpen indekken en een tankaanval af te slaan.
Op het moment van de Duitse invasie in 1940 waren ongeveer 750 kanonnen in dienst van het Belgische leger. Alle actieve en eerste reserve-eenheden, cavalerie-eenheden en grenswielrijders waren ermee uitgerust, terwijl tweede reserve-eenheden enkel oude antitankkanonnen hadden.
Elk infanterieregiment was verdeeld in drie geweerbataljons en een bataljon zware wapens. Dit laatste bestond uit drie compagnieën, waarvan één was uitgerust met het 47 mm antitankkanon. De '47' kon de 30 mm bepantsering van de Panzer III en IV op een afstand van 300 meter doorboren.
Loopgraven op de luchtfoto en het Digitaal Hoogtemodel.
Loopgraaf tijdens archeologisch onderzoek © IOED Oost-Haspengouw & Voeren.
Het begin van WOII
Bij de inval van Duitsland in België in de nacht van 9 op 10 mei 1940 nam het leger zijn positie in aan de KW-linie. Zoals gevreesd, braken de Duitsers al snel door de linies aan het Albertkanaal en de Maas. Belgische soldaten, die terugtrokken vanaf het Albertkanaal, namen hun posities in op de KW-stelling tussen Lier en Leuven. De Britten en de Fransen namen de rest van het traject voor hun rekening. Slechts vijf dagen na de inval signaleerden verkenners de eerste Duitsers voor de KW-linie in Wijgmaal. Ondanks hevig verzet door de Belgen en de Britten gaf het opperbevel een dag later, op 16 mei, het bevel tot terugtrekking. Zonder dat men de KW-linie ten volle verdedigde, moest de stelling prijsgegeven worden.